Schoolkerkdienst 1

Informatie over het verloop van de erediensten vindt u hier.

Erediensten

Activiteitenkalender

Voorganger : Ds. N.J. Dekker, Almkerk

Aanvangstijd : 09:30


Ouderling: Shanna van Dalen-Barendregt
Organist: Hans van Oudheusden
Koster: Hans Nieuwenhuizen


Orgelspel

Welkom en mededelingen van de kerkenraad

We zingen Psalm 124: 1 en 4 – staande

1. Laat Israël nu zeggen blij van geest:
Indien de HEER niet bij ons was geweest,
toen vijandschap rondom was opgestaan,
indien de HEER niet bij ons was geweest,
Hij, onze hulp, wij waren lang vergaan.

4. Die onze boeien slaakt, het is de HEER.
Die voor de vrijheid waakt, het is de HEER.
Door zijn verlossing zijn wij vrijgemaakt.
Ons heil is in de naam van God de HEER,
die God, die aard' en hemel heeft gemaakt.

Moment van stilte, votum en groetstaande

We zingen het Klein Gloria – staande

Ere zij de Vader en de Zoon / en de Heilige Geest,
als in den beginne, nu en immer / en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.

Verootmoediging

Regel voor het leven

We zingen Psalm 78: 2

2. Laat ons wat onze vaderen vertelden
doorgeven en aan onze kindren melden.
’t Getuigenis aan Israël geschonken,
het heil dat van de hemel heeft geklonken,
het is een licht dat ons ten leven leidt, –
ons en alwie door ons wordt ingewijd.

Gebed bij de opening van het Woord

We zingen Lied 339: 1, 2 en 4 (Hemelhoog) – Lied voor kerk & school

1. Hij heeft de hele wereld in zijn hand,
Hij heeft de hele wereld in zijn hand,
Hij heeft de hele wereld in zijn hand,
Hij heeft de wereld in zijn hand.

2. Hij heeft de wind en de regen in zijn hand,
Hij heeft de wind en de regen in zijn hand,
Hij heeft de wind en de regen in zijn hand,
Hij heeft de wereld in zijn hand.

4. Hij heeft jouw en mijn leven in zijn hand,
Hij heeft jouw en mijn leven in zijn hand,
Hij heeft jouw en mijn leven in zijn hand,
Hij heeft de wereld in zijn hand.

De kinderen kunnen naar de nevendienst gaan

We lezen uit de Bijbel Esther 3

3 1Na verloop van tijd gaf koning Ahasveros een hoge positie aan Haman, de zoon van Hammedata, een nakomeling van Agag: hij plaatste hem boven alle rijksgroten aan zijn hof. 2Alle hoge functionarissen van de koning die in de Koningspoort waren, vielen telkens voor Haman op de knieën en bogen zich voor hem neer, want zo had de koning het geboden. Alleen Mordechai knielde of boog nooit. 3De functionarissen van de koning in de Koningspoort spraken Mordechai daarover aan: ‘Waarom overtreedt u het gebod van de koning?’ 4Dit vroegen ze hem elke dag weer, zonder dat hij zich iets van hun woorden aantrok. Toen lichtten ze Haman erover in, om te zien of Mordechai in zijn houding zou volharden; hij had hun namelijk verteld dat hij een Jood was. 5Toen Haman te weten kwam dat Mordechai niet voor hem knielde of boog, werd hij woedend, 6en hij besloot Mordechai uit de weg te ruimen. Maar nadat men hem had verteld uit welk volk Mordechai stamde, was de dood van Mordechai alleen hem niet genoeg: vanaf dat moment zon Haman op middelen om alle Joden in Ahasveros’ rijk om te brengen, heel Mordechais volk.
7In de eerste maand van het twaalfde regeringsjaar van koning Ahasveros, de maand nisan, liet Haman in zijn bijzijn het poer werpen, dat wil zeggen het lot, over alle dagen en over alle maanden, een voor een, tot en met de twaalfde maand, de maand adar. 8Daarna zei Haman tegen koning Ahasveros: ‘Er is een bepaald volk dat over alle provincies van uw rijk verspreid leeft en te midden van de andere volken zijn eigen leven leidt. Hun wetten verschillen van die van alle andere volken en aan de wetten van de koning houden ze zich niet. De koning is er niet bij gebaat hen ongemoeid te laten. 9Als het de koning goeddunkt, laat er dan een bevel op schrift gesteld worden dat ze moeten worden uitgeroeid. Dan zal ik tienduizend talent zilver afdragen aan de ambtenaren van de koning om in de koninklijke schatkist te storten.’ 10De koning deed zijn zegelring af en gaf die aan Haman, de zoon van Hammedata, de nakomeling van Agag, de vijand van de Joden. 11‘Over dat zilver kunt u vrij beschikken,’ zei hij tegen Haman, ‘en ook over dat volk: doe ermee wat u het beste lijkt.’
12Zo werden op de dertiende dag van de eerste maand de schrijvers van de koning ontboden. Er werd een bevel op schrift gesteld dat precies zo luidde als Haman het wilde en dat gericht was aan de satrapen van de koning, aan de gouverneurs van alle provincies en aan de vorsten van alle volken. Voor elke provincie was er een bevel in haar eigen schrift en voor elk volk in zijn eigen taal. Het werd geschreven in naam van koning Ahasveros en met de zegelring van de koning verzegeld. 13En er werden door boden in alle provincies van het koninkrijk brieven verspreid waarin stond dat op één bepaalde dag, en wel op de dertiende dag van de twaalfde maand, de maand adar, alle Joden moesten worden gedood en volledig uitgeroeid, jong en oud, vrouwen en kinderen inbegrepen, en dat hun bezittingen mochten worden buitgemaakt. 14In alle provincies moesten afschriften van de brief worden verspreid; de inhoud ervan moest overal als wet worden uitgevaardigd en aan alle volken bekendgemaakt, zodat ze zich tegen de genoemde dag gereed konden houden. 15Op bevel van de koning vertrokken de boden met spoed. Ook in de burcht van Susa werd de wet uitgevaardigd. En terwijl de koning en Haman rustig zaten te drinken, raakte de stad Susa in rep en roer.

We zingen Psalm 93: 1 en 4

1. De HEER is Koning, Hij regeert altijd,
omgord met macht, bekleed met majesteit.
Hij grondvest d’aarde, houdt haar vast in stand.
Onwrikbaar staat het bouwwerk van zijn hand.

4. Uw macht is groot, uw trouw zal nooit vergaan,
al wat Gij ooit beloofd hebt, blijft bestaan.
Tot sieraad is uw hoge heiligheid
en in die glans trotseert uw huis de tijd.

Verkondiging

We zingen Psalm 68: 7 en 12

7. God zij geprezen met ontzag.
Hij draagt ons leven dag aan dag,
zijn naam is onze vrede.
Hij is het die ons heeft gered,
die ons in ruimte heeft gezet
en leidt met vaste schreden.
Hij die het licht roept in de nacht,
Hij heeft ons heil teweeggebracht,
dat wordt ons niet ontnomen.
Hij droeg ons door de diepte heen,
de HERE Here doet alleen
ons aan de dood ontkomen.

12. Gij mogendheden, zingt een lied,
zingt Hem die koninklijk gebiedt,
hier en in alle landen.
Hij heft zijn stem, een stem van macht –
uw sterkte zij Hem toegebracht,
strekt tot Hem uit uw handen.
Zijn heerlijkheid en hoog bevel
staan wakend over Israël,
geen wankeling gedogend.
Doorluchtig is uw majesteit,
geef aan uw volk standvastigheid,
o Here God hoogmogend.

Dankgebed en voorbeden

Inzameling van de gaven
1. Diaconaat en eredienst; 2. Christenen voor Israël

We zingen Gezang 294: 1, 4, 5 en 6

1. Laat komen, Heer, uw rijk,
uw koninklijke dag,
toon ons uw majesteit,
Messias, uw gezag!

4. Zal ooit een dag bestaan
dat oorlog, haat en nijd
voorgoed zijn weggedaan,
in deze wereldtijd?

5. Dat alle tyrannie
eens zal geleden zijn?
O sabbat Gods! En zie,
dan zal het vrede zijn!

6. Wij bidden, Heer, sta op
en kom in heerlijkheid!
Op U staat onze hoop
die onze Herder zijt!

Zegen staande
De gemeente beaamt de zegen al zingend: Amen, amen, amen.

Orgelspel